Madame Jeanette

Uitgeverij Nieuw Amsterdam
ISBN 9789046824764
Omvang 272 pagina’s

pijl2.png
 
 

Madame Jeanette (2019)

Leonora is negen wanneer haar moeder overlijdt. Haar vader is niet in staat het gezin bij elkaar te houden. Leonora wordt bij haar tante in huis geplaatst en heeft geen idee waar haar broers en zus zijn. Als ze naar de middelbare school gaat, verhuist ze terug naar haar vader in Amsterdam; weer is ze alleen, zonder broers en zus.

Jaren later wordt Leonora door haar vriend verlaten. Hij mist een ‘thuisgevoel’ bij haar. Om de naderende feestdagen niet alleen te zijn, geeft Leonora zich op voor een Surinaamse kookcursus die afgesloten wordt met een diner op Eerste Kerstdag. Tijdens het koken komen weggedrukte herinneringen naar boven. Weten waar ze vandaan komt, helpt haar beslissen waar ze naartoe wil.

Madame Jeanette is via Storytel ook verkrijgbaar als luisterboek, ingesproken door Hannah Fleer, Mireilles dochter.

 

Leesfragment

Ik at geen appels. Dat ik appels in huis had, kwam door Kenneth. Hij was de appelman. Iedere dag één. Voor hij een hap nam zei hij er altijd een stom Engels rijmpje bij op. Nu lagen ze hier te verrotten in mijn fruitmand, vier gerimpelde bolletjes die me aan het leven samen met hem deden denken.

Het werd tijd om ze definitief weg te werken, maar weggooien was te makkelijk, nee, te onbevredigend. Op televisie keek ik ooit een programma waarin je kon afrekenen met mensen zonder ze fysiek pijn te doen. Ik trok zijn peperdure laarzen aan, pakte de eerste appel uit de mand en rook. Zuur.

Tijdens onze eerste kennismaking beoordeelde ik de gekleurde mannen op het landgoed. Alleenstaanden konden elkaar volgens de folder ontmoeten ‘in een ongedwongen sfeer in een luxueuze omgeving’. Al snel bleef ik hangen bij hem. Mooie zwarte kerel, briefje om de nek met een hart achter een hek, er stond een bordje bij het hek: wegens teleurstelling gesloten. Ik liep naar hem toe, bekeek het briefje, we lachten, hij zei wat met een diepe, donkere, sexy stem. De appel sneuvelde terwijl ik dacht aan zijn eerste sms’je. Hallo knappe vrouw, ik wil je beter leren kennen.

Toen we een jaar bij elkaar waren, boekte Kenneth een zesgangendiner bij een sterrenzaak. We namen er een wijnarrangement bij; na drie glazen werd ik giechelig en na zes glazen durfde ik niet meer op te staan. Bang dat de vriendelijke ober, die je tegenwoordig gastheer moet noemen, me uit zou lachen. Ik wist dat ik niet zonder zwalken de zaak uit kon lopen. Het eten was zo weinig dat de wijn het eerder had gemarineerd dan begeleid.

Kenneth hielp me overeind, sloeg liefdevol een sjaal om m’n hals, hielp me vakkundig in mijn jas en pakte me toen vast, als een danser zijn danspartner. Verbluft legde ik mijn handen in die van hem en toen dansten we de zaak uit. Opeens stonden we buiten en het personeel keek ons lachend na, maar wel met de goede lach, die van: dat wil ik ook, die van: wat zijn ze leuk samen. Pats! De tweede appel was geplet. De appelprut bleef aan het leer plakken en maakte een heerlijk lelijke vlek.

Met de derde appel in mijn hand dacht ik aan vijf dagen geleden. ‘Leonora,’ zei hij, ‘ik had het eerder moeten zeggen, maar ik kom niet meer. Niet straks, niet morgen, niet overmorgen.’ De kamer deinde en ik kreeg het koud, alsof ik na een lange omhelzing werd losgelaten en toen pas voelde dat de thermostaat wel erg laag stond. Hij begon het uit te leggen. Omstandig. Hij wilde dat we ons als paar ontwikkelden, dat we intiem waren.

‘We zijn toch intiem? Zo vaak!’ Ik hoorde dat ik kirde.

‘Ik heb het niet over seks,’ antwoordde hij, ‘maar over intimiteit.’ Het drong allemaal niet tot me door. Al die dingen over samen zijn, over nabijheid, elkaar in je waarde laten, contact hebben, echt contact, over dat je samen aan een thuisgevoel bouwde, met genoeg plaats voor alle twee. Hij weidde uit over dat thuisgevoel, thuisgevoel zus, thuisgevoel zo, thuisgevoel dit en dat, thuisgevoel hoog en laag. Ik hoorde het, het schoot op me af maar raakte me niet.

De laatste appel bewaarde ik voor het laatste grote punt van Kenneth dat me toch te binnen was geschoten. Dat ik niet over vroeger wilde praten. Over mijn jeugd. Toch had ik mijn oudste fotoboek tevoorschijn gehaald, dat van de periode na mijn geboorte, en me voorbereid. Toen ik erover vertelde vond hij het oninteressant.

Ik trapte de appel zo lang kapot tot hij appelmoes was geworden. Ook dat lustte ik niet. Goed, misschien ging ik iets te lang door over mijn ouderlijk huis in de Zocherstraat in Amsterdam. De ligging, de kamers, details. Maar hij onderbrak me toen ik net lekker op dreef begon te raken. ‘Wat een gezwets allemaal, Leonora,’ zei hij. ‘Vertel me wat echts, vertel me iets over jou.’

Toch, de verhalen uit mijn leven kwamen uit die kamers, uit dat huis. Dat huis, hoe het eruitzag, waar de gangen waren, waar de kamers, wat er in de kamers stond, wie er in die kamers ademden; om dat allemaal op te halen was een eerste voorwaarde om ook maar iets te begrijpen van wie ik was en wie ik ben.