Gevlogen

Uitgeverij Maretak
ISBN 9789043702768
Omvang 80 pagina’s

pijl2.png
 
 

Gevlogen (2005)

Met illustraties van Annet Schaap

Ze kijken naar haar. Staren. Reina voelt het. Ze staren alle twee: een meisje en haar kleine zus. Reina weet heus wel waarom ze zo staren. Maar ze doet net alsof ze niks merkt.

En zo begint het zomerkamp voor Reina. Starende kinderen die ruzie met haar maken. Het lijkt erop dat ze weer gepest gaat worden, net als het jaar ervoor. Ze moet iets verzinnen waardoor ze indruk kan maken op die stomme kinderen. En dan flapt ze het er zomaar uit: ‘Vliegen,’ zegt ze, ‘ik kan vliegen.’

Gevlogen verscheen in de Villa Alfabet-reeks.

 

Leesfragment

Hoofdstuk 2. Alle dingen plus ontelbaar

‘Welkom’, roept Vikki, ‘allemaal van harte welkom op het SKKD. Wie weet wat SKKD eigenlijk betekent?’

Niemand zegt wat.

Reina kijkt naar de grond. Ze voelt de warme hand van Vikki op haar schouder.

Vraag het niet aan mij, denkt ze, alsjeblieft, alsjeblieft. Dan kijkt iedereen naar haar en zien ze hoe klein ze is.

‘Supersnelle Kinder Kampeer Domein’, zegt Vikki. ‘Maar dat is zo’n mond vol. Dus we zeggen gewoon SKKD. Gesnopen?’

Niemand zegt wat.

‘We gaan elke dag twee keer een gave activiteit doen. Dat kan kano varen zijn, springkussen, watergevecht, leuke spelletjes, macramé, GPS, voetballen, volleyballen, dammen, toneel spelen, liedjes maken, je eigen film monteren, knopen leren met examen, waterglijbaan of zeepglijbaan, zwemmen, fietsen, wandelen, noem maar op. Lijkt jullie dat leuk?’

Een paar kinderen roepen zacht, ja.

‘Ik hoor niks’, schreeuwt Vikki, ‘lijkt jullie dat leuk?’

Iedereen schreeuwt terug, jaaaaa!

Reina doet ook mee.

‘Dat hoor ik graag’, zegt Vikki en lacht. Vikki kijkt even naar Reina en zegt: ‘Jij kan hard schreeuwen zeg!’

Reina voelt hoe haar hoofd langzaam rood wordt. En net op dat moment ziet Reina dat het vervelende meisje met haar zusje weer zo raar naar haar kijken.

‘Alle spellen zijn per leeftijd iets verschillend’, gaat Vikki door. ‘Als je tien bent kan je meer aan dan als je zeven bent, dus dat is logisch. Daarom hebben we groepen, leeftijdsgroepen. De 4-7 jarigen mogen daar gaan staan.’

Vikki wijst naar de groene tent waar een jonge leidster voor staat. Die zwaait vrolijk.

‘De 7-9 jarigen mogen naar Martin toelopen.’

Martin steekt zijn arm omhoog en maakt rare sprongen om zichzelf heen en geeft harde indianen schreeuwen.

Reina moet meteen lachen. Ze kent Martin van vorig jaar en het jaar daarvoor. Hij is heel aardig, maar vooral gek, echt gek. Hij kan iedereen midden in de nacht wakker maken, omdat hij zin heeft om warme worstenbroodjes te eten. Of een suikerspinmachine huren en er zelf wel twintig eten, meer dan iedereen.

Vikki werkt vaak met hem samen. Zij let erop dat iedereen zijn tanden poetst na zo’n dag van suikerspinnen eten en spreekt met Martin af dat de kinderen een nachtje door mogen slapen. Hij let eigenlijk nooit echt goed op en als iemand pijn heeft, of zich ziek voelt of naar huis wil dan kan hij er vooral veel grapjes over maken. Sommige kinderen vinden dat wel leuk. Maar andere kinderen hebben daar niks aan. En dan is het fijn dat Vikki er is. Zij wrijft pijnlijke knieën, luistert goed en knuffelt wat.

Reina ziet met lichte opluchting dat het grote meisje en haar zusje naar Martin toelopen.

Ze hoort het grote meisje tegen Martin zeggen: ‘Ddit is Roos. Wil je heel goed op haar passen? Ze is nogal…’

Maar Martin trekt Roos al naar zich toe kietelt haar.

‘Wie weet hoe dat zit met de overlapleeftijd?’ roept Vikki.

Niemand zegt wat.

‘Zal ik het dan maar zeggen?’ vraagt ze.

Als niemand wat zegt, gaat ze door: ‘De overlapleeftijd zorgt ervoor dat je altijd in de groep zit die het beste bij je past. Alle 9-12 jarigen mogen hier naar toe, vandaag gaat onze groep lekker in de ochtend boogschieten en in de middag vliegers maken. Wie heeft daar geen vreselijke zin in?’

Reina kijkt verrast op. Dus Vikki heeft dit jaar alléén een groep? En gelukkig, zíj zit bij haar! Maar wie werkt er dan samen met Martin?

Veel tijd heeft ze niet om er verder over na te denken, want ze krijgt een duw van het grote meisje, die net haar zus bij Martin heeft gebracht.

‘Wegwezen, uk, naar die groep.’ Ze wijst naar Martin. ‘Jij hoort hier niet. Je staat verkeerd.’

Het meisje staat vlak voor Reina. Haar zwarte haar steekt meer dan een kop boven haar uit.

‘Nee’, zegt Reina. ‘Ik sta hier prima.’

Het meisje komt nog dichterbij. ‘Hoe oud ben je dan? Zes? Net als mijn zusje?’

‘Negen’, zegt Reina en strekt haar rug. Ze probeert niet teveel omhoog te kijken, naar haar op. Maar ook niet teveel voor zich uit.

‘Dan hoor jij in de groep 7-9 jarigen.’

‘Nee’, zegt Reina, ‘ik ben geen jonge negenjarige meer.’

‘Wie zegt dat?’

‘Ik.’

Reina heeft met haar moeder goed de groepsindelingen doorgelezen. Elke groep heeft een jaar dat overlapt, als je net negen bent of als je een beetje jong bent voor je leeftijd mag je bij de jongere kinderen gaan zitten, je mag zelf kiezen maar de leiding kan je ook in een jongere leeftijdsgroep plaatsen, zonder dat je meteen bij alleen ukkies komt te zitten. Reina’s moeder en Reina zelf eigenlijk ook, vonden dat ze in de oudste groep hoorde dit jaar.

‘Dus je hebt al tafels op school?’

‘Ik kan heel goed rekenen en schrijven’, zegt Reina trots.

‘En hardlopen?’, vraagt het meisje.

‘Ook hardlopen’, zegt Reina, ‘en tekenen.’

‘Hard gillen, daar ben ik de beste in’, zegt het meisje.

‘Dingen onthouden’, zegt Reina en klopt met haar vlakke hand op haar borst.

‘Voor negen jaar ben je wel belachelijk erg klein’, zegt het meisje langzaam, ‘vind je niet?’

Reina voelt dat ze het warm krijgt. Heel erg warm.

‘Toch ben ik al ruim negen, ik ben gewoon klein.’

‘Zeg dat wel, uk!’

Het meisje duwt haar boven lijf vooruit.

‘Stop’, zegt Reina, ‘niet doen.’ Reina denkt snel na. ‘Ik kan heel goed een vos nadoen.’

‘Een kat’, zegt het meisje.

Opeens staat het zusje weer naast haar en trekt aan haar armen. ‘Roos, je moet naar Martin gaan. Hij let nu op je.’

Maar Roos blijft schudt heel hard nee en blijft aan haar armen trekken. ‘Moet Olga je tillen?’

Roos knikt heel hard ja.

‘Kan ze niet praten?’, vraagt Reina.

‘Bemoei je er niet mee’, zegt Olga.

‘Alle dieren’, zegt Reina.

‘Alle dieren’, zegt Olga. Zij tilt haar zusje Roos op. ‘En één erbij.’

‘Alle dieren, alle vakken, alle dingen plus ontelbaar’, zegt Reina. Ze lacht tevreden.

‘Alle dieren, alle vakken, alle dingen plus ontelbaar en altijd één meer dan jij.’ Olga spuugt op de schoen van Reina. Het speeksel glijdt er langzaam vanaf.

‘En ik kan iets dat jij niet kan, zeker weten’, zegt Reina.

‘Wat dan?’, vraagt Olga op een pesterige toon. Ze geeft haar zusje Roos een snelle kus.

Reina denkt diep na.

‘Zie je wel, je weet het niet eens’, zegt Olga. ‘Het is niet zo, ukkie.’ Olga lacht gemeen en ook het bijzondere zusje lijkt te lachen.

‘Vliegen’, zegt Reina, ‘ik kan vliegen.’